Over de IJssel
De IJssel is een aftakking van de Rijn. De rivier loopt van Westervoort (bij Arnhem) via Zutphen, Deventer, Kampen en het Ketelmeer naar het IJsselmeer. Ze volgt de vallei tussen de Veluwe in het westen en de Sallande Heuvelrug in het oosten, ook wel het IJsseldal genoemd. De rivier vormt de natuurlijke grens tussen Gelderland en Overijssel en heeft een lengte van 127 km. Op zijn smalste punten is de IJssel 70 meter (rond Westervoort), op de breedste punten 140 meter (rond Kampen). De IJssel ligt 3.2 meter onder NAP.
Vroeger was de rivier een belangrijke handelsroute. In de vroegste middeleeuwen kwamen de steden Zutphen (als machtscentrum) en Deventer (als handelscentrum) dankzij hun ligging aan de IJssel tot grote bloei. Ook de Vikingen konden de nederzettingen via de IJssel bereiken en plunderen. Later, in de tijd van de Hanze (1250-1450), was de IJssel een belangrijke internationale handelsroute. De steden langs de rivier, Doesburg, Zutphen, Deventer, Hattem en Zwolle, waren dan ook bij de Hanze aangesloten.
De handelsroute is niet meer zo in bloei, de natuur gelukkig des te meer. De IJsseluiterwaarden gelden als een Natura 2000-gebied en om dit te waarborgen wordt een deel van de verstening van de rivieroevers ongedaan gemaakt. Deze stenen werd in eerste instantie geplaatst vanwege de verzanding van de rivier waardoor scheepvaart het lastig kreeg. Die verzanding begon in de 15e eeuw, maar volgens critici zal het weghalen van de stenen ook de huidige scheepvaart in de rivier bemoeilijken.